Kristel Beyens, professor penologie, heeft al een indrukwekkende carrière achter de rug en blijft een inspirerende stem in het onderzoek naar straf en samenleving.
We spraken haar over haar favoriete onderzoeksprojecten en haar visie op de toekomst.
Hoe ben je in dit vakgebied terechtgekomen? Wat trok je erin aan?
"Ik ben er heel toevallig ingerold via een onderzoek naar de overbevolking in de gevangenissen. Dat was meteen mijn vuurdoop. Het gevangenisonderzoek zal me de rest van mijn leven niet meer loslaten. Samen met Sonja Snacken, die de promotor van het onderzoek was, deden we de ‘tour van de Belgische gevangenissen’. We spraken met heel wat mensen in detentie, het penitentiair personeel en gevangenisdirecties. Dat maakte een hele grote indruk op mij. Het onderzoek resulteerde in de publicatie van het boek Barstende Muren in 1993. Zonder dat ik het me toen realiseerde heeft het mijn verder academisch traject sterk bepaald. Tot op vandaag word ik steeds opnieuw aangesproken over die overbevolking, die trouwens groter is dan ooit. We hebben het probleem dus niet kunnen oplossen… Maar het analysekader dat we in het boek uitwerkten blijft nog steeds relevant. Vandaag ligt het o.a. aan de basis van een onderzoek dat ik voer met de universiteit van Leiden, waar we proberen te verklaren waarom de gevangenisbevolking in België zoveel hoger is dan in Nederland."
Waar ligt je huidige onderzoeksfocus?
"Ik ben steeds geïnteresseerd geweest, tot op vandaag, in de culturele, sociale en organisatorische aspecten van de bestraffing in al haar verschijningsvormen. Ik focus mij op de mens, de organisatie, haar structuur en de bredere maatschappelijk-politieke context waarin het bestraffingsproces plaatsgrijpt. Ik vind het heel belangrijk om de brug tussen het wetenschappelijke en de praktijk te maken. Daarom spreek ik veel en graag met mensen uit het justitiële en parajustitiële werkveld. Dat is trouwens noodzakelijk als je kwalitatief onderzoek doet en toegang wil krijgen tot het onderzoeksveld. Ik vind het daarom ook heel belangrijk om niet alleen te investeren in internationale wetenschappelijke publicaties, wat de universiteit steeds meer van ons verwacht. Als je maatschappelijke impact wil hebben en in dialoog wil gaan met de samenleving, het beleid en het justitiële werkveld moet je ook voor hen schrijven en bereikbaar zijn."
Op welk onderzoek of project ben je het meest trots?
"Ik vind dat een hele moeilijke vraag. Ik heb doorheen de jaren immers heel wat onderzoeken gedaan en begeleid, en altijd met veel plezier en interesse.
Meer dan 10 jaar geleden heb ik samen met mijn Nederlandse collega Miranda Boone en een Belgisch-Nederlands onderzoeksteam de gelegenheid gekregen om onderzoek te doen in de Penitentiaire Inrichting Tilburg. Om de overbevolking in de Belgische gevangenissen te lenige, werden hier tijdelijk honderden gedetineerden uit Belgische gevangenissen ondergebracht. Dat ‘experiment’ stootte niet alleen op heel wat weerstand bij de gedetineerde personen zelf, maar riep ook heel wat penologische en ethische vragen op. Ik heb toen zelf meegewerkt aan de dataverzameling en -analyse en met Miranda heb ik me een week in een huisje aan de Nederlandse kust teruggetrokken om samen aan het boek te werken. Dat gaf veel voldoening.
Dat onderzoek heeft trouwens beleids- én academische impact gehad. Het was de mede-inspiratiebron voor de reorganisatie van het bewakingspersoneel in de Belgische gevangenissen naar detentiebegeleiders en veiligheidsassistenten, die momenteel volop in uitvoering is. En toen Noorwegen het voorbeeld van België volgde, en Noorse gedetineerde personen werden overgebracht naar de Nederlandse gevangenis van Norgerhaven, hebben we met een internationaal team van gevangenisonderzoekers, zoals oa. Berit Johnson en Alison Liebling, ook de ervaringen mogen onderzoeken van het Nederlandse personeel en de gedetineerde personen die overgevlogen werden uit Noorwegen. Dat was een hele speciale onderzoekservaring waar ik met heel veel plezier en zelfs een beetje nostalgie op terugkijk."
Wat maakte dat zo bijzonder?
"Het samen ontdekken en de gezamenlijke verwondering. Eerst in de PI Tilburg en later in de PI Norgerhaven, waar we de methode van de ‘team etnography’ hebben toegepast. Dit leidde tot een ongelooflijk interessante synergie tussen de onderzoekers. Overdag deden we observaties en interviews in de gevangenis, en tijdens de pauzes en ’s avonds deelden we onze ervaringen en probeerden we door elkaars ogen te kijken naar wat we overdag in de gevangenis hadden geleerd. We verbleven samen in een hotel en gingen op deze manier echt in een vorm van quarantaine om samen intensief onderzoek te doen.
Voor het Norgerhaven onderzoek ontvingen we als onderzoekers geen funding, dus we deden het écht voor de fun en uit interesse. Het voordeel was dat de Noorse onderzoekers alles goed hadden voorbereid en alle praktische zaken op zich namen. Dus we konden ons helemaal focussen op het interessante aspect van onderzoek, zoals het eigenlijk zou moeten zijn, maar waar in de bureaucratische context van vandaag steeds minder tijd voor overblijft. Bovendien zijn daar twee mooie gezamenlijke internationale publicaties uit voortgekomen.
Ook het Tilburg onderzoek heeft trouwens een mooi staartje gekregen. Daar is mijn interesse voor het belang van voeding in de gevangenis gewekt. De Belgische gedetineerden waren immers niet te spreken over de kwaliteit van het eten dat ze in de Nederlandse gevangenis kregen. Samen met Peter Scholliers heb ik een onderzoeksproject bij het FWO ingediend en verworven. An-Sofie Vanhouche, die ook aan het Tilburg onderzoek had meegewerkt, heeft hier haar doctoraat over kunnen maken. Dat heeft dan weer aanleiding gegeven tot verder onderzoek van An-Sofie met Deense en Nederlandse onderzoekers. Het is fijn om te zien dat onderzoeksprojecten nog een volgend leven krijgen na afloop, want vaak is daar jammer genoeg geen tijd meer voor."
Welke ontwikkelingen zie je in jouw vakgebied de komende jaren?
"De digitalisering en AI zijn niet alleen de grote uitdagingen van de hedendaagse samenleving, maar ook van de strafuitvoering. 25 jaar geleden schreef ik mijn eerste artikel over elektronisch toezicht, wat de eerste exponent is van de digitalisering van de uitvoering van de straffen in de samenleving. Ondertussen dringt de digitalisering ook langzamerhand door tot in de gevangenissen en hebben we ook daar onderzoek kunnen naar doen. Ik vind het belangrijk dat mensen in detentie toegang hebben tot digitale technologie en dat hun digitale geletterdheid kan worden verbeterd tijdens hun detentie. Ze hebben dat immers nodig om mee kunnen functioneren in de ‘digital first’ samenleving van vandaag als ze vrij komen. Uit ons onderzoek hebben we echter ook geleerd dat we aandacht moeten hebben voor de nefaste en onbedoelde effecten van het gebruik van technologie in de gevangeniscontext. We zien dat technologie vandaag vooral wordt ingezet in het kader van controle en een manageriale aanpak. De gedetineerde persoon of justitiabele staan niet op de eerste rij in dat proces, en het risico op dehumanisering en nieuwe vormen van isolatie zijn hierbij reëel.
Verder stel ik ook vast hoe de ‘othering’ processen zich ook in zeer sterke mate doorzetten in de bestraffing. De gevangenis wordt steeds meer de vergeetput van de samenleving, de vergaarbak waar alle problemen zich concentreren in verhevigde mate en waar de samenleving zich van afkeert: armoede, ongeletterdheid, drugsverslaving, agressie, psychiatrische problemen, allemaal zaken waar de overheid op bespaart…"
Hoe kan jouw werk bijdragen aan deze veranderingen, en welke impact hoop je te maken op de maatschappij?
"Ik heb geleerd dat maatschappelijke impact heel traag gaat en dat je steeds opnieuw op dezelfde nagel moet kloppen om wetenschappelijke inzichten ingang te doen vinden. Kennis uit penologisch onderzoek, zoals het feit dat de gevangenisstraf een zeer inefficiënte en ongehoord dure straf is voor wat men vooral niet bereikt, wordt te gemakkelijk genegeerd in tijden van polarisatie, verrechtsing en intolerantie voor de problemen die ik hierboven aankaart. Het geloof dat justitie en vooral vrijheidsberoving maatschappelijke problemen oplost is vandaag nog altijd veel te groot. Dit wordt aangewakkerd door politici die de indruk wekken dat meer straf en opsluiting de maatschappelijke problemen oplost. Dat is echter een zeer kortzichtige en foute visie en daar krijgen we vandaag de rekening van gepresenteerd.
Ik hoop dat ik via mijn lessen, wetenschappelijke publicaties, opiniestukken en tussenkomsten in de media kan bijdragen aan het inzicht dat de gevangenis, zeker zoals ze vandaag wordt uitgevoerd geen problemen oplost, maar alleen maar creëert."