We spraken CRiS-onderzoeker Lars Breuls, professor penologie, over zijn favoriete onderzoeksprojecten en zijn visie op de toekomst.
Hoe ben je in dit vakgebied terechtgekomen? Wat trok je erin aan?
“Soms leidt toeval je naar onverwachte, maar verrijkende paden. Mijn interesse in onderzoek was er altijd al, en tijdens mijn derde bachelor criminologie wilde ik een stage lopen bij het NICC. Maar door een administratief probleem moest ik last minute op zoek naar een andere stageplek. Steven De Ridder raadde me toen een stage aan bij de Dienst Vreemdelingenzaken, waar ik ook onderzoek kon doen. Dat bleek een schot in de roos: ik ontdekte de complexiteit van het vreemdelingenrecht en de intrigerende wisselwerking met het penitentiair recht en schreef er mijn eerste peer-reviewed publicatie. Gaandeweg verdiepte ik me verder in bordered penality en crimmigratie, een boeiend vakgebied dat me nog steeds fascineert.”
Op welk onderzoek of project ben je het meest trots?
“Mijn doctoraatsonderzoek blijft tot nu toe mijn grootste trots. Het was een intensieve, maar enorm leerrijke ervaring waarin ik etnografisch onderzoek deed in vier detentiecentra voor migratiecontrole. Voor zulk etnografisch onderzoek is tijd nodig, en die had ik tijdens mijn doctoraat ten volle. Ik kon me dan ook volledig onderdompelen in de literatuur, in de complexe realiteit van de verschillende detentiecentra, in het analyseproces, … Ik hanteerde in mijn onderzoek een multi-perspectieve benadering: zowel de ervaringen van opgesloten personen als die van het personeel kwamen aan bod. Dat leverde niet alleen rijke inzichten op, maar deed ook belangrijke vragen rijzen over mijn rol als onderzoeker en mijn positionaliteit. Bovendien was het een internationaal vergelijkend onderzoek: ik kon een research stay doen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam bij Prof. Arjen Leerkes, in contact komen met geweldige onderzoekers zoals Mieke Kox en Eleonora Di Molfetta, en gedurende vier maanden etnografisch onderzoek voeren in het detentiecentrum Rotterdam. De Nederlandse directe cultuur was even wennen, maar het was een fantastische periode, die tot verdiepende inzichten leidde: het werd ten volle duidelijk hoe verschillen in wetgeving, beleid, … concrete implicaties in de praktijk hebben.”
Welke ontwikkelingen zie je in jouw vakgebied de komende jaren?
“Naast mijn focus op migratiecontrole verdiep ik me ook in penale beslissingsprocessen en de uitvoering van straffen, domeinen die de komende jaren volop in beweging zijn. Het nieuwe Strafwetboek zal in werking treden, en er is een commissie gestart om een Strafuitvoeringswetboek voor te bereiden. Deze veranderingen roepen niet alleen interessante juridische vragen op, maar bieden ook een unieke kans voor penologen om de praktische implicaties van deze nieuwe wetgeving en het nieuwe beleid in kaart te brengen.
Ook op Vlaams niveau zijn er belangrijke ontwikkelingen gaande. In het recente beleidsplan van minister van Justitie Zuhal Demir worden ambitieuze plannen geschetst, zoals de verdere uitrol van risicomanagement binnen de justitiehuizen, de uitbreiding van drugsopvolgingskamers en de mogelijke transformatie van de justitiehuizen naar ‘Reclassering Vlaanderen’. Deze veranderingen brengen niet alleen belangrijke operationele veranderingen met zich mee, maar roepen ook een reeks nieuwe onderzoeksvragen op.”
Hoe kan jouw werk bijdragen aan deze veranderingen, en welke impact hoop je te maken op de maatschappij?
“Mijn werk bevindt zich op het kruispunt van fundamenteel en beleidsgericht onderzoek, en juist die balans vind ik enorm waardevol. Zo heb ik fundamenteel onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld de beslissingsprocessen van de strafuitvoeringsrechtbank in herroepingsprocedures, maar ook beleidsgericht onderzoek, zoals naar gedragstrainingen in Vlaanderen. Terugkoppeling naar praktijkactoren en betrokkenen stond in elk onderzoek dat ik voerde centraal. Het is enorm bevredigend om te zien hoe wetenschappelijk werk niet alleen theoretische meerwaarde creëert, maar ook tastbare impact heeft in de praktijk. Dat is zeker het geval wanneer professionals en beleidsmakers ook met de kritische resultaten aan de slag gaan.”